Duurzaam is geen equivalent van duur
Bouwnieuws | Door de redactie
Geplaatst: 20-01-2009
Duurzaam bouwen duurder dan traditioneel bouwen? Dit is een wijdverbreid misverstand, en zeer recentelijk overtuigend weerlegd door Engels vergelijkend onderzoek. Bovendien zijn de exploitatielasten van duurzame gebouwen lager en is hun restwaarde hoger. Kortom, wat dralen we nog?
Door Ton van der Veeken Als duurzaam bouwen ergens kan, dan in Nederland, vindt Anne-Marie Rakhorst (1967). Het is ook het motto van haar boek ‘De winst van duurzaam bouwen’ dat in 2008 verscheen. De bouw kan volgens haar de basis leggen voor een schone, gezonde en duurzame toekomst. Met duurzaam bouwen valt snel en doeltreffend winst te boeken, zowel ecologisch als maatschappelijk en economisch. Nederland beschikt over de kennis, over de juiste mensen en over de beste technieken en materialen. Rakhorst rekent zich tot een ‘natuurlijke’ aanhanger van duurzame ontwikkeling. Ze is ervan overtuigd dat een duurzame aanpak niet alleen leidt tot een betere (werk)omgeving voor mensen, en tot een betere omgang met de aarde en haar natuurlijke hulpbronnen, maar dat duurzaamheid ook gewoonweg materiële winst oplevert. Zie hier de drie p’s: people, planet, profit (de derde p geldt tegenwoordig ook wel als ‘prosperity’).
Ook de politiek onderkent inmiddels de noodzaak van duurzaam bouwen. De milieuambities van het kabinet Balkenende IV zijn er deels van afhankelijk. Kijk alleen al naar energiedoelen. Het tempo van energiebesparing moet fors omhoog (verdubbeling) en het aandeel duurzame energiebronnen moet van twee naar twintig procent. Dat zijn forse doelstellingen en de bouwsector zal daarom een belangrijk deel van deze milieuambities voor zijn rekening moeten nemen. Door duurzaam te bouwen en renoveren.
Subsidiëring
Bij de duurzame renovatie van de bebouwde omgeving is subsidiëring nodig, denkt Rakhorst, “anders krijg je daar de beweging niet.” In de jaren die achter ons liggen is veel gepraat over duurzaam bouwen, maar is er bouwbreed te weinig mee gedaan. Een van de oorzaken daarvan is volgens Rakhorst de zogenaamde ‘circle of blame’. Investeerders wilden wel geld steken in duurzame projecten, maar klaagden dat er nauwelijks vraag naar was. Projectontwikkelaars riepen op hun beurt dat ze bij beleggers geen voet aan de grond kregen en ontwerpers en bouwers claimden dat zij daardoor geen of onvoldoende duurzame opdrachten krijgen. De eindgebruiker heeft het nakijken. Deze vicieuze cirkel lijkt inmiddels te zijn doorbroken, zo blijkt uit een discussie tussen opdrachtgevers, architecten, projectontwikkelaars en wetenschappers, waar Rakhorst haar boek mee opent. Steeds meer investeerders en projectontwikkelaars ‘ontdekken’ duurzaamheid. Het is ook welbegrepen eigenbelang, stelt projectontwikkelaar Olaf Nieuwenhuis: “Nu steeds duidelijker wordt dat duurzaamheid een belangrijker waardefactor is, wil iedereen een stukje van de koek meepikken.” Langzaam maar zeker, vertelt Rakhorst, ontwikkelt zich een groep die je kunt omschrijven als de ‘early majority’.
”Na de innovators (twee procent) en de early adapters (drie procent) verbreedt de ontwikkeling zich op dit moment naar een grotere groep die zo’n dertig procent van bouwend Nederland uitmaakt, de early majority. Dat is een cruciale groep die echt een ommekeer teweeg kan brengen en met goede en aansprekende voorbeelden kan zorgen voor een sneeuwbaleffect.” Een ander misverstand dat daarbij tegelijkertijd uit de weg geruimd kan worden, is dat duurzaam bouwen (veel) duurder zou zijn. Dat dit niet zo is, toonde het Royal Institution of Charted Surveyors (RICS), een gezaghebbende Britse denktank op bouwgebied, tijdens de European Sustainable Energy Week 2008 aan. Daar presenteerde RICS namelijk uitkomsten van een vergelijkend onderzoek naar de bouwkosten van duurzame projecten. Wat bleek: door een goede planning en door intelligent gebruik van beschikbare duurzame methodieken en materialen zijn duurzame projecten te realiseren tegen dezelfde kostprijs als traditioneel gebouwd vastgoed (nieuwbouw, geen renovatie!). Dat de Britse onderzoeksresultaten kloppen, heeft Rakhorst eigenhandig in de praktijk ondervonden bij de bouw van het kantoor van haar bureau Search. Dat kantoor is volledig duurzaam gebouwd en levert nu bijvoorbeeld meer energie op dan het verbruikt. Rakhorst: “Wij hielden bij de ontwikkeling rekening met tien procent meerkosten, omdat we afgingen op aannames dat duurzaam bouwen pas voordelig kan bij grote complexen met gedeelde voorzieningen. Die tien procent hebben we echter niet nodig gehad, ook op onze kleine schaal (tien bij vijftig meter, tweelaags) konden we duurzaam bouwen zónder meerkosten ten opzichte van traditionele bouw.” En dat is nog niet het hele verhaal, vervolgt Rakhorst.
Doorbraak
De echte doorbraak van duurzaam bouwen komt volgens haar als alle spelers in de keten, van investeerder, tot projectontwikkelaar tot eigenaar, een wezenlijk ander waarderingsmodel gaan hanteren. Niet alleen afgaan op initiële kosten die bij duurzaam bouwen best wel eens wat hoger kunnen liggen, maar ook onderhouds- en exploitatielasten in ogenschouw nemen. En, niet te vergeten, de restwaarde. “Wist je dat de restwaarde van een duurzaam gebouw veel en veel hoger is dan van een traditioneel gebouwd object. En dat er in de regel maar liefst zestien procent meer beleggingsrendement valt te behalen? Dat zijn indrukwekkende gegevens hoor, daar kun je als weldenkend mens niet omheen.” Natuurlijk zijn er ook nog serieuze barrières te slechten. Zo sluiten de eisen van certificering maar moeizaam aan bij alle duurzame ontwikkelingen die er zijn. “Neem bijvoorbeeld de EPC-normering. Drielaags glas is binnen dat stelsel niet bekend. Binnenstedelijke windturbines? Ook niet. Hier valt nog wel wat te doen. Want je wilt je duurzame gebouwen toch kunnen voorzien van een ranking, van een label. Dat kan van belang zijn bij verkoop of verhuur. Hier ligt een duidelijke taak voor de overheid, die als grootste opdrachtgever uiteraard ook een voorbeeldfunctie heeft om ontwikkelingen in de gewenste richting te duwen. Bijvoorbeeld door duurzaamheid als dwingende eis op te nemen bij aanbestedingen.”
Opgave voor toekomst
Duurzaam bouwen. Op congressen en seminars bepleiten deskundigen vol realisme de noodzaak ervan. Maar slechts een kleine fanatieke voorhoede brengt duurzaam bouwen in de praktijk. Hoe komt dit en wat is er aan te doen?
Anne-Marie Rakhorst, directeur van ingenieursbureau Search, gaat in haar jongste boek op zoek naar antwoorden. Ze is vol goede moed als het gaat over duurzaam bouwen. De bouwindustrie veroorzaakt zo’n zeventig procent van alle afval en verbruikt zestig procent van alle energie. Alle bebouwing samen is goed voor een derde van de totale uitstoot aan broeikasgassen. Keiharde cijfers. “Die poetsen we met elkaar niet weg door dubbelzijdig te gaan kopiëren”, zegt Anne-Marie Rakhorst met de nodige ironie. “Duurzaam bouwen is een absoluut noodzakelijke opgave voor de toekomst. Dat het kan, daarvan getuigen de vele prachtige voorbeelden in mijn boek. Dat het moet, daarover zijn velen binnen en buiten de bouwbranche, inclusief het kabinet, het eens. Het komt er nu op aan het ook met elkaar te gaan doen.” Een van de problemen bij duurzaam bouwen is de perceptie. Sommigen denken om te beginnen dat duurzaam bouwen veel duurder is. En, in het verlengde daarvan, wordt verondersteld dat duurzaam bouwen alleen dan rendabel kan zijn bij grote nieuwbouwprojecten met kolossale installaties die de overheadkosten minimaliseren. Maar dit zijn mythen die Anne- Marie Rakhorst met gemak doorprikt.
Overig Bouwnieuws
|
|