Gestandaardiseerd wonen?
Columns | Martin Pot
Geplaatst: 28-06-2023
Gegeven de taak van vrijwel elk economisch instituut, is het begrijpelijk dat het zich in haar onderzoeken en rapporten richt op de economische aspecten van een gekozen onderwerp. Echter, wanneer het een onderwerp onderzoekt dat uiteindelijk ons allen aangaat en een essentieel onderdeel van ons dagelijks leven vormt, kan een uitsluitend economische focus enigszins eenzijdig worden.
Het recente rapport ‘Industrieel Bouwen en de Bouwarbeidsmarkt’ van het EIB (mei 2023) over kant-en-klare woningen biedt actuele verslaggeving over de huidige situatie van fabrieksmatige woningbouw. Met opzet gebruik ik de term 'woningbouw', zoals die in het rapport wordt gebruikt, in plaats van 'huisvesting'. Dit kan een futiel semantisch onderscheid lijken, maar dat is het in mijn optiek niet. De manier waarop we in ons land nog steeds in huisvesting voorzien, is door het bouwen van complete huizen, niet door het faciliteren van wonen. Met andere woorden, het uiteindelijke belang en de waarde van huisvesting is primair het bewonen door de bewoners, nu en in de toekomst. Gezien het feit dat we de toekomst niet kennen, is elk antwoord in de vorm van een definitief bouwkundig eindproduct een inadequaat antwoord op een onbekende vraag.
Het bouwen in de fabriek met een complete woning als eindresultaat is procesinnovatie, geen productinnovatie; het eindresultaat is in feite hetzelfde als een traditioneel gebouwd huis. De bewoner speelt geen enkele rol, nu niet en later niet. Dit wordt geillustreerd door de constatering in het rapport dat 'industriële woningbouw niet voldoet aan de specifieke eisen van de ontwikkelaars', terwijl het belang van de bewoner, nu dan wel later, nergens ter sprake komt. Daarmee wordt het eenzijdig; we bouwen niet om te bouwen, maar om te voorzien in huisvesting, zeker ook voor de lange termijn.
Woningen in ons land hebben een leeftijd van ongeveer 120 jaar. Tegelijkertijd hebben we geen realistisch of gefundeerd idee hoe onze wereld er over 25 of 50 jaar uit zal zien. Als het rapport dus spreekt over 'specifieke doelgroepen', is dit een momentopname; we weten simpelweg niet welke 'doelgroepen' over 25 of 50 jaar relevant zullen zijn. Wonen is een wonen in de tijd.
Kortom, de enige manier om te zorgen voor langdurige aanpasbaarheid en duurzaamheid is een scheiding (zie J.Habraken, S.Brand, B.Leupen) van drager en inbouw, waarbij een essentiële rol is weggelegd voor industrieel - modulair - bouwen, vooral van dat laatste.
Het rapport definieert industrieel bouwen als "een bouwmethode waarbij woningen fabrieksmatig worden geproduceerd. Dit gebeurt seriematig met als eindproduct een gestandaardiseerde woning." (p.15). De constatering dat 'slechts een beperkt deel van de woningen geschikt is voor deze bouwmethode' illustreert het probleem; bij een breed toepasbaar modulair/industrieel systeem maakt de typologie van de woning niet uit. De gerechtvaardigde vraag naar andere woonvormen zoals coöperaties, tiny houses, groepswonen enz. kan ook niet worden opgelost binnen de al decennialang gebruikte abstracte criteria die ons wonen bepalen; kortom, een 'gestandaardiseerde woning' kan niet het antwoord op een gevarieerde vraag zijn. Een 'standaard' woning kan slechts een kader voor ons wonen zijn.
Martin Pot
Martin Pot is een onafhankelijke onderzoeker, denker en schrijver, woonachtig en werkzaam in Rotterdam. Hij studeerde aan de Technische School in Rotterdam en behaalde zijn Master in Interieurarchitectuur & Ruimtelijk Ontwerp aan de Willem de Kooning Academie voor Beeldende Kunsten in Rotterdam.
https://martinpot.eu/
Overig Columns
|